Heeft speciaal voer voor verschillende rassen zin?
Steeds meer voerproducenten komen met speciaal voer voor bepaalde rassen. Meestal zijn dit populaire rassen of rassengroepen, zoals IJslanders of koudbloeden. Maar heeft het überhaupt zin om je paard op basis van zijn ras te voeren? Nee, zeker niet.
Het individu telt
Waar wetenschappelijk een bepaalde basis voor is, is voor het verschil tussen ponyrassen en paardenrassen. Veel pony’s, met name de oudere rassen zoals Shetland en Welsh hebben gemiddeld genomen een lagere insulinegevoeligheid dan paarden zoals volbloeds of warmbloedrassen (1). Alleen, dit zijn gemiddelden en zegt niet zoveel over de individuele dieren. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat bepaalde volbloeden (Standardbreds in het onderzoek) een hogere insulinegevoeligheid hebben dan koudbloeden (Belgisch Trekpaard) maar ook dan Quarter Horses (1). De twee laatstgenoemde rassen kunnen nauwelijks verschillender zijn, ook al waren hier ook onderling wel verschillen. Daarnaast zijn juist ook rassen zoals de Iberische paarden gevoelig voor insulineresistentie door vroegere selectie op een zware hals, waar automatisch vaak de paarden met vetophopingen op de hals en daarmee een duidelijke indicatie voor insulineresistentie voor de fokkerij werden geselecteerd. Ondertussen worden juist deze PRE’s uitgeselecteerd uit de fokkerij (2), zie ook onze blog over insulineresistentie. Hieruit is op te maken, dat voor Iberische paarden, die echte warmbloeden zijn, net zo voorzichtig met caloriëen en vooral ook suikers omgegaan moet worden als bijvoorbeeld pony’s.
Het gros van de studies die verschillen in energiebehoeftes en stofwisseling vergelijken, zijn gedaan met volbloeden, dus dravers of renpaarden (1), waarvan bijna alle dieren al heel jong in training zijn. Alleen daardoor al is vergelijken met andere rassen niet goed mogelijk.
Waar let je wel op bij je voerkeuze?
Van veel groter belang dan het ras is de aanwezigheid van mogelijke stofwisselingsproblemen zoals insulineresistentie, PSSM1 of PSSM2. De gevoeligheid voor deze ziektes zijn wel genetisch bepaald, hoewel insulineresistentie altijd kan optreden bij paarden die overgewicht hebben. PSSM1 is vooral, maar niet uitsluitend, aanwezig bij koudbloeden en hiervoor wordt gelukkig tegenwoordig steeds vaker getest. PSSM2 kan bij alle rassen voorkomen, maar schijnt vooral bij warmbloeden voor te komen. In Duitsland wordt vermoed dat ca. 50% van de warmbloeden genetische drager is voor PSSM2. Echter, PSSM2 is een verzamelnaam en de genen die erbij betrokken zijn, zijn nog niet met volledige zekerheid bepaald. Dat maakt het onderzoek ernaar wat lastig, maar in combinatie met symptomen kan het wel veelzeggend zijn.
Niet elk paard wordt symptomatisch als hij drager is van de genen. Het is echter wel verstandig om met de genetische aanleg rekening te houden en deze paarden te voeren alsof ze wel symptomatisch zouden zijn. Zo kun je zware, soms zelfs dodelijke symptomen eventueel verhinderen. De manier van voeren voor paarden met al deze stofwisselingsziektes is vergelijkbaar; een goede bron van eiwitten (bijvoorbeeld luzerne, lijnzaad of kokos), bij behoefte aan meer energie een toegevoegde bron van vetten (volvet lijnzaad, lijnzaadolie of andere oliehoudende zaden),veel ruwvoer met een laag suiker- en koolhydraatgehalte (en bij te dikke paarden ook een laag energiegehalte, bijvoorbeeld door stro bij te mengen).
Ponyrassen: een klasse apart?
Zo gezien is het dus vrij onzinning om voer te ontwikkelen voor een bepaald type paard of een bepaald ras. De variatie binnen een ras is veel te groot (denk aan fokmerries, veules, paarden en pony’s die intensief in de sport lopen of juist vooral in de wei staan, oude paarden). Het is aan de eigenaar om heel secuur te letten op conditie en uiterlijk van het paard en zo de voeding aan te passen. Gezien de hogere gevoeligheid van ponyrassen voor insulineresistentie is het wel belangrijk juist bij deze rassen voldoende mineralen en sporenelementen ter beschikking te stellen (zink en selenium bijvoorbeeld zijn absoluut essentieel voor een gezonde stofwisseling). Deze kleine rassen (en andere sobere rassen zoals de Iberische paarden, maar ook veel te dikke warm- en koudbloeden) krijgen meestal geen of weinig krachtvoer (wat natuurlijk ook de bedoeling is). Echter, op deze manier krijgen ze via het ruwvoer bijna altijd veel te weinig mineralen en met name sporenelementen binnen; bijna alle analyses in Nederland laten lage gehaltes aan koper, selenium en vaak ook zink zien, allemaal essentieel voor een gezonde stofwisseling (1).
Daarnaast mist in hooi of voordroog vaak ook veel vitamine E, wat voor dieren die niet het hele jaar in de wei staan ook gesupplementeerd zou moeten worden.
Bepaal je doelgroep
Andersom is voer voor sportpaarden (onafhankelijk van het ras) die meer energie nodig hebben omdat ze heel actief zijn, of fokmerries en jonge paarden die ook veel extra’s nodig hebben, juist wel zinvol, omdat die hogere energiebehoefte voor alle rassen en types geldt onder deze omstandigheden. Natuurlijk is het ook bij dit voer nodig om zelf goed op je paard te letten en niet blindelings de adviezen van de producent te volgen, maar tenminste zijn deze voeders meestal wel beter op de behoeftes van deze dieren afgestemd.
Eindconclusie
Dus welk type paard of pony je ook hebt, houd hem of haar gewoon goed in de gaten en zorg voor een goede basis met de juiste balancer! Het allergrootste deel van de voedingsstoffen kan je paard uit goede kwaliteit ruwvoer halen, waarvoor dan wel geldt: laat een analyse maken zodat je weet of het geschikt is voor je paard of pony.
Idhuna Barelds
Biologe en ethologe
october 2022
- Equine Applied and Clinical Nutrition, Geor, Coenen & Harris
- https://beva.onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/evj.12569